Interview met Joop de Heer

Interview met Joop de Heer

Historie van de imkervereniging Bussum

Inleiding

Dit artikel is tot stand gekomen op basis van een interview met Joop de Heer en enkele door hem doorgegeven historische documenten. Het interview is gehouden op 22 oktober 2016 bij Joop thuis.

Als imkervereniging Bussum zijn we Joop veel dank verschuldigd voor alles wat hij in de loop der jaren voor onze vereniging heeft gedaan. Zo heeft Joop onder andere meegeholpen met de realisatie van het Bijenhuisje, de latere verbouwing van plat dak tot puntdak, hij heeft jarenlang de Bijentuin beheerd en is een lange tijd voorzitter in het bestuur geweest.

Sinds 1948 was Joop lid van de NBV en enkele maanden geleden, dus na 68 jaar, is hij gestopt met imkeren. Zijn geliefde bijenstal in de hoek van onze Bijentuin heeft hij daarbij aan onze vereniging geschonken, iets waar we heel blij mee zijn. De overdekte bijenstal is namelijk ideaal voor voorlichting en educatie. Daarvoor willen we de bijenstal dan ook de komende jaren inzetten.

De vereniging vóór het Bijenhuisje, vóór 1952

Van deze tijd is weinig meer bekend. Dit komt ook omdat het archief uit die tijd verloren is gegaan bij een brand op zolder waar de toenmalige secretaris het archief had staan, vertelt Joop. In welk jaar de brand plaats vond is helaas niet meer bekend.

Wel is duidelijk dat de leden van de imkervereniging Bussum toen nog ieder eigen standplaatsen hadden, er was geen gezamenlijke stand. Vergaderingen werden toen gehouden in Concordia (Graaf Wichmanlaan 46, Bussum) of Hotel De Rozenboom (nu Brasserie Bel Ami op de Brinklaan 86, Bussum).

Van Paardenstal tot Bijenhuis

Onderstaande tekst is één op één overgenomen van het artikel wat Joop de Heer in oktober 1952 schreef.

“In de ledenvergadering van 22 oktober 1949 gaf de vice voorzitter, de heer B. Jansma, een uiteenzetting van zijn ideeën over de bouw van een clubhuis met permanente tentoonstelling, annex een klein bijenpark.

De B.O.T. (Bussumse Onderlinge Tuinbouwvereniging) heeft haar medewerking toegezegd en zal voor de aanleg en beplanting zorgdragen. Op het oog heeft men een stuk grond van de schoolwerktuinen waar men geen gebruik van maakt.

Een bijentuin commissie bestaande uit de heren, P. Coerman, B. Jansma, H. v.d. Berg en Thomas wordt benoemd.

De heer Jansma zal contact opnemen met burgemeester Haspels, tevens zal de heer Thomas een brief schrijven met de tekening van het gebouw en de tuin.

In de brief wordt aangegeven wat de bedoeling is en wat wij er mee willen bereiken.

  1. Meer bekendheid geven aan de prachtige natuursport, door middel van demonstraties tonen wat imkeren eigenlijk is

  2. Het houden van lezingen met dia’s voor de schooljeugd

In februari 1950 kregen we bericht van het Gemeente bestuur dat ons een strook grond op het terrein van de schoolwerktuinen aan de Huizerweg bij het zwembad was toegewezen, waarop een klein gebouw en bijenpark gevestigd mocht worden. (op de plaats van het zwembad is nu de dierenweide, achter de kindertuinen, red.)

De leden van de bijenvereniging en de B.O.T. zullen er hun vergaderingen kunnen houden, er komt een permanente tentoonstelling van alles wat met bijen te maken heeft, terwijl er ook voor andere insecten een plaatsje wordt ingeruimd.

In maart 1951 is de B.O.T. begonnen met omspitten van de grond en het aanleggen van de tuin. In verband met de plannen van de Gemeente voor woningbouw in de Engh moet het zigeunerkamp worden verplaatst, de grote paardenstal wordt ons aangeboden. We moeten zelf voor de afbraak en afvoer zorgen. Vrijwilligers worden verzocht zich aan te melden bij de Heer Thomas, degenen die niet kunnen helpen worden gevraagd financieel bij te dragen, zes leden stellen zich beschikbaar om de schuur af te breken.

Binnen drie dagen was de klus geklaard en op het terrein van de Bijentuin, nog voor Kerstmis 1950, opgeslagen.

In maart 1951 wordt met de bouw van ons Bijenhuis begonnen, aanvankelijk met 20 leden, dit liep al snel terug tot 8 leden die verbeten volhielden tot het gebouwtje in juni 1952 officieel werd geopend. Licht en water ontbrak nog.

In stroom werd tijdelijk voorzien door de aansluiting van een bovengrondse kabel van het zwembad naar ons huisje.

Door de schenking van een Nortonpomp, pompt grondwater op, die we zelf moesten heien, konden we ook over water beschikken.

Bussum, oktober 1952                                               J. de Heer.”

Achtergrond van het Bijenhuisje

Tijdens het interview met Joop kwamen naar aanleiding van bovenstaand artikel nog wat mooie herinneringen bij Joop naar boven.

“Burgemeester Haspels, waar ik in het artikel naar verwijs, was een zuinige man. In de tijd kort na de oorlog, moest je ook heel zuinig zijn met alle materiaal wat je had. Het was dus zaak om niets weg te gooien en zo veel mogelijk te hergebruiken.

In die tijd (rond 1950) ging de gemeentereiniging over van het gebruik van paard en wagen naar gemotoriseerd vervoer. Daarmee was de grote paardenstal die de gemeentereiniging gebruikte voor de paarden overbodig geworden. Deze stal stond aan de Zanderijweg in Bussum.

Om alle materiaal mooi te hergebruiken wees de Burgemeester ons het hout van de stal toe, mits we de stal zelf zouden slopen. We waren op dat moment heel blij met het schaarse hout, maar achteraf zaten er toch wat haken en ogen aan.

Allereerst stonk het hout enorm naar de paarden. Het heeft meerdere jaren in de buitenlucht gelegen, op de grond van de kindertuinen om de stank er uit te krijgen. En achteraf bleek heel veel hout toch erg slecht te zijn. Grote delen hebben we later met eigen hout moeten vervangen.

Het bouwen van het Bijenhuisje was flink doorzetten, maar ook echt een feest. Iedere zaterdag gingen we met de uiteindelijke groep van 8 mensen aan het werk. Het was hard werken, maar ook erg gezellig, met koffie drinken tussendoor. Het gezamenlijk iets moois realiseren gaf een enorm gevoel van saamhorigheid.

In eerste instantie had het huisje een plat dak. Wegens lekkage werd op een gegeven moment besloten om er een puntdak met pannen van te maken, dat is veel beter bestand tegen het weer. Ik was toen bestuurslid van de Katholieke Woningbouwvereniging Sint Joseph en had daardoor veel connecties in de bouw. Een goede kennis heeft toen gratis het hout geleverd wat benodigd was voor het dak. De dakpannen kwamen van de woningbouwvereniging. De regel was namelijk dat dakpannen van de woningen regelmatig vernieuwd moesten worden, wij kregen toen de tweedehands pannen, die eigenlijk nog heel goed waren.

De zolder was toen nog een loze ruimte overigens. Een paar jaar geleden is de vloer verstevigd, en is een luik gemaakt zodat er opslag op de zolder mogelijk is.

Het huisje heeft niet altijd de huidige grootte gehad. Het uitbouwtje naast de open haard is er later bij gekomen. Wel was er altijd al een aanbouw die we gebruikten als krantenhok.

We verzamelden oud papier in het krantenhok en met de opbrengsten werd de vereniging gesteund. Het krantenhok is een paar jaar geleden verbouwd tot de huidige slingerruimte en toen is ook de zolder gemaakt.”


“Bij de bouw van het Bijenhuisje was de Bijentuin een leeg, onbebouwd gebied, overwoekerd met onkruid. Planten wilden er niet groeien, alles wat we in het begin hebben aangeplant is dood gegaan. Ook de mooie wilgen in de bosrand hebben het niet gered. Ten einde raad hebben we toen graszaad gezaaid, en zie, dat deed het perfect! Nog altijd kijk ik met veel plezier naar het mooie grasveld wat we nog altijd hebben.

Zoals ik schrijf in het artikel was de Bijentuin in eerste instantie helemaal niet bedoeld om bijenkasten neer te zetten. De eerste gedachte was om het puur als een educatief bijenpark voor de jeugd te zien. Maar uiteraard wil je ter educatie toch wel een paar bijenkasten met bijen kunnen laten zien, en van het een kwam het ander.

Naast de persoonlijke standen van de individuele leden ontstond daarmee de eerste verenigingsstand in de Bijentuin. Door een toename van leden en daarmee van het aantal bijenkasten op de Bijentuin ontstond op enig moment de noodzaak voor een extra verenigingsstand. Dat werd de nog altijd bestaande stand op de Museumlaan, later nog gevolgd door de stand op Bantam.”

“Hoe veel leden we in die jaren hadden weet ik overigens niet, maar wat ik wel weet is dat onze vereniging nog nooit zo groot geweest is als nu” (red: ongeveer 100 leden telt de vereniging nu).

“Het heeft overigens niet veel gescheeld of we waren een deel van onze Bijentuin kwijt geweest. We kregen namelijk van de gemeente een brief dat een deel van de bijentuin zou komen te vervallen ten gunste van een parkeerterrein wat gewenst was. Ik ben toen naar de wethouder gegaan, hetgeen heel makkelijk was voor mij omdat ik toen nog in de raad zat, en dus makkelijk toegang tot de wethouder had. Na veel onderhandelen heeft de gemeente toen genoegen genomen met de huidige 14 parkeerplaatsen. Hadden ze dat niet gedaan, dan was de grond tot en met ons Bijenhuisje parkeerplaats geworden en hadden ook mijn en Hans Baans’ bijenstal moeten wijken. In dat geval zou het Bijenhuisje en het gebouw van de Kindertuinen samengevoegd worden in een nieuw te bouwen stenen gebouwtje. Maar goed, door stevig praten zijn we er uit gekomen en bleef ons houten Bijenhuisje behouden.”

“Over de kindertuinen gesproken; net als nu hebben we in het verleden ook een periode gehad dat we in de middag niet mochten imkeren omdat kinderen in de Kindertuinen gestoken werden. Echter, ondanks dat we niet aan de kasten zaten werden er toch nog wel kinderen geprikt. En net als nu streken om de een of andere reden vrijwel alle zwermen ook toen in de Kindertuinen neer. Sommige dingen veranderen niet!

Overigens hielden we tijdens de Bijen en Natuurmarkt ook onze honingkeuringen in het huisje van de Kindertuinen. Er was toen nog geen pompoenenmarkt, dus tijdens de Bijen en Natuurmarkt in de jaren ’70 konden we mooi van dat huisje gebruik maken. In ons eigen Bijenhuisje werd dan honing geslingerd en informatie gegeven.”


Joop haalt een foto uit die jaren tevoorschijn waarop hij nog als honing keurmeester de ingeleverde honing beoordeelde samen met Hans Uylenburg, Joop staat hier links op de foto.

“Het stenen deel van mijn eigen bijenstal, in de hoek van de Bijentuin stamt nog van voor de oorlog. Het was van meneer Wetman, die er in de oorlog bokjes in hield. Na zijn overlijden heb ik het van mevrouw Wetman gekocht. Het stonk toen overigens gigantisch naar die bokjes! Later heb ik het houten deel er zelf bij gebouwd.

De gemeentewerf zat er overigens al die tijd al. We hadden een goede relatie met ze; als er zwermen gezien waren kwamen ze het ons altijd gelijk melden.”

(red.: Navraag bij Joop leert dat de in het artikel vermelde Nortonpomp er nog altijd staat; het is de waterpomp naast de put bij de ingang van het Bijenhuisje. De pomp is overigens niet in gebruik in de lente; de laatste drie jaar nestelt er dan een meesje in de pomp. In- en uitvliegen geschiedt door de water uitlaat. We hangen in die tijd een bordje op de pomp dat hij tijdelijk buiten gebruik is).

Imkeren met Carnica’s

“Ik heb altijd met Carnica’s geïmkerd. Daarbij zorgde ik voor goede raszuivere moeren door met mijn moeren naar Schiermonnikoog te brengen voor de bevruchting.

Ik zorgde er altijd voor dat ik mijn bijen raszuiver hield; de Hollandse of zwarte bij en Carnica verdragen elkaar slecht. Het vriendelijke van de Carnica gaat er af als het een mengelmoes wordt, nee, ik ben geen voorstander van de Hollandse bij.

Carnica’s zijn vriendelijke en rustige bijen, ik imkerde er graag mee. De Buckfast bijen die we tegenwoordig hebben zijn enorme rovers! Dat merkte ik toen ik met een paar kleine kastjes op Bantam ging staan. Daar werden ze door de grote Buckfast volken beroofd. Overigens is de grote honing opbrengst van Buckfast volken wel prettig voor de imker.”

Een paar mooie anekdotes

We eindigen het interview met de vraag of er nog mooie sterke verhalen of anekdotes zijn die het waard zijn om te vertellen. Die blijken er te zijn!

“De vijver in de tuin, bij het Bijenhuisje was ooit een stuk groter en dieper. Dat kwam op een gegeven moment goed van pas toen een van de leden achtervolgd werd door een zeer agressieve zwerm. Hij bracht zichzelf in veiligheid door in de vijver te duiken en zo veel mogelijk onder water te blijven!

En toen de Flevopolder nog vol stond met Koolzaad gingen we daar met een flink deel van de vereniging heen. Om vier uur op, kasten opladen en dan onderweg. Althans, dat was het plan. Een van de kasten viel bij het opladen om, brak in stukken en de bijen waren woest! Hoe zachtaardig Carnica’s ook zijn, toen is er heel wat afgestoken!”

We eindigen het interview, met vertellen wat het doel is, dat we met de bijenstal van Joop hebben (voorlichting en opleiding). En dat we als dank voor de schenking de bijenstal het “herenhuisje” of “herenstal” willen gaan noemen (naar Joop de Heer). Beide benamingen hebben zijn goedkeuring, we mogen zelf kiezen. Hij wenst ons veel plezier en succes in het gebruik!

We danken Joop voor de gezellige zaterdagmiddag bij hem thuis en de mooie verhalen!

Razende reporters, Ellie Sterk en Dirk van Dijk

 

Back to top