Huishoudelijk Reglement
Huishoudelijk Reglement (vastgesteld tijdens de ALV op 24 maart 2005 met aanvulling vanuit de ALV 27-06-2013 inzake sanctie wanbetaling)
HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE NBV SUBVERENIGING BUSSUM e.o.
1. Naast hetgeen er in de statuten van de subvereniging en de huurcontracten die de subvereniging is aangegaan staat vermeld, zijn de regels zoals in dit reglement beschreven eveneens van kracht.
2. a. In dit reglement wordt met “lid” bedoeld hetgeen is omschreven in art. 6 van de statuten van de subvereniging.
b. In dit reglement wordt met “standplaats” bedoeld een al dan niet bebouwde plaats om bijenvolken te plaatsen.
c. In dit reglement wordt met “opstal” bedoeld een bouwwerk van welke aard dan ook.
3. a. Het bestuur van de subvereniging, hierna te noemen “het bestuur”, stelt standplaatsen beschikbaar in bruikleen, voor zover deze beschikbaar zijn.
b. Men kan zich voor een standplaats uitsluitend schriftelijk aanmelden bij het bestuur. Plaatsing geschiedt als eerste op urgentie en bij gelijke urgentie op datum van aanmelding.
4. Een standplaats wordt uitsluitend toegewezen aan een lid. Het bestuur ziet er op toe dat de stand door betreffende imker, op kosten van betreffende imker wordt voorzien van een naamplaatje van de die imker standhouder, vóórdat de stand betrokken wordt.
5. Een standplaats is persoonlijk en daarom niet overdraagbaar op welke wijze dan ook.
6. Indien het lidmaatschap wordt beëindigd, op welke wijze dan ook, vervalt de standplaats aan de subvereniging.
7. a. Een standplaats mag uitsluitend worden gebruikt voor het plaatsen van bijenkorven en/of bijenkasten en voor opbergen van voor dit doel te gebruiken materiaal en gereedschap.
b. Kasten of korven die op de standplaats staan dienen duidelijk zichtbaar te zijn voorzien van Naam en Telefoonnummer van de eigenaar/standhouder.
8. a. Op een standplaats mogen, tenzij met schriftelijke toestemming van het bestuur, geen opstallen van welke aard dan ook, worden geplaatst of gewijzigd.
b. Een standplaats mag niet worden verlengd of uitgebreid, dus ook niet door plaatsing van volken op de grond, tegels, blokken hout of schragen
9. a. Bij beëindiging van het lidmaatschap dient binnen drie maanden na deze beëindiging een opstal welke eigendom is van het lid en zich bevindt op de standplaats, te worden verwijderd. De standplaats dient achtergelaten te worden zoals deze was ten tijde van de toewijzing van de standplaats.
b. Voornoemde verwijdering van opstallen e.d. geschiedt zonder enigerlei recht op schadevergoeding, in welke vorm en van welke aard dan ook.
c. Indien na de in sub a. genoemde termijn de opstal niet is verwijderd, vervalt deze aan de subvereniging. Het bestuur stelt de eigenaar hiervan schriftelijk in kennis.
10. a. De houd(st)er van een standplaats dient te allen tijde zodanige maatregelen te treffen, dat schade aan derden en/of eigendommen van derden, de subvereniging hierbij inbegrepen, door het gebruik van de standplaats wordt voorkomen.
b. Indien ondanks deze maatregelen toch op enigerlei wijze schade ontstaat, dient de houd(st)er van de standplaats onverwijld deze schade op zijn/haar kosten te herstellen of te laten herstellen.
c. De subvereniging kan op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor de in sub a genoemde schade, noch kunnen de onder sub b genoemde kosten op de subvereniging worden verhaald.
11.a. De directe omgeving van de standplaats dient door de houd(st)er van de standplaats schoon en in goede staat van onderhoud te worden gehouden.
b. Materiaal dat op de standplaats wordt opgeslagen, zoals lege kasten, moet netjes worden opgestapeld en afgesloten worden gehouden.
12. a. Indien een standplaats gedurende 1 (één) bijenseizoen, gelegen tussen 1 januari en 31 december, niet door de standhoud(st)er wordt gebruikt voor het houden van één of meerdere bijenvolken, kan het bestuur deze standplaats toewijzen aan een ander lid. Hiervan wordt de standplaatshoud(st)er schriftelijk in kennis gesteld.
b. Het gestelde onder art. 21 lid b en c is overeenkomstig van toepassing.
c. Als een standgebruiker op 01-05 van het lopende jaar nog niet volledig aan zijn betalingsplicht heeft voldaan wordt het openstaande deel als sanctie automatisch op dat moment met 50% verhoogd.
13. Wijziging in beplanting, bestrating, afscheiding of anderszins van een perceel dat aan de subvereniging in bruikleen is gegeven, mag niet plaatsvinden, tenzij met schriftelijke toestemming van het bestuur.
14. Beplanting, bestrating of anderszins, van welke aard dan ook, is eigendom van de subvereniging zodra deze op het perceel is gebracht met het doel om dit daar te laten.
15. a. De honingslinger die in het bezit is van de subvereniging mag gebruikt worden door een lid. Het lid dient zijn/haar naam, adres en telefoonnummer achter te laten op de plaats waar de honingslinger staat of dit te melden aan één van de leden van het bestuur.
b. Na gebruik dient de honingslinger schoon en in goede staat van onderhoud teruggeplaatst te worden.
16. Men pakt niet ongevraagd materiaal van een andere imker of komt zonder zijn/haar toestemming aan de bijenkasten die zijn/haar eigendom zijn.
17. a. Mocht er op een van de percelen die de subvereniging in bruikleen heeft een zwerm afkomen en het is niet bekend uit welke kast/korf deze komt, dan is men verplicht de meelproef uit te voeren. (Onder de meelproef wordt verstaan: doe in een potje een eetlepel meel, stoot een kleine hoeveelheid bijen van de zwerm in de pot, sluit de pot af en schud deze voorzichtig , laat de nu geheel witte bijen wegvliegen en kijk bij welke kast/korf meer dan één witte bij naar binnen vliegt, uit deze kast/korf komt de zwerm.) De eigenaar van de betreffende kast/korf moet zo spoedig mogelijk worden gewaarschuwd. De zwerm wordt als zijn/haar eigendom beschouwd.
b. Indien het onder sub a genoemde onderzoek geen uitsluitsel geeft, vervalt de zwerm aan de subvereniging. Het bestuur beslist dan over de verdere afhandeling.
a. Het bestuur kan voor de plaatsing van bijenvolken op een standplaats een toezichthoud(st)er aanstellen.
b. Indien het bestuur voor de plaatsing van bijenvolken een toezichthoud(st)er heeft aangesteld, dienen de aanwijzingen van deze toezichthoud(st)er opgevolgd te worden. Bij verschil van mening beslist het bestuur.
19. Imkers die een standplaats toegewezen hebben gekregen, moeten de op de standplaats aanwezige bijenvolken elk jaar behandelen tegen ziekten en plagen e.d. zoals de Varroamijt. Zij zijn overigens verplicht zodanig te imkeren dat daardoor geen overdracht en/of uitbraken van ziekten en plagen e.d. kan/kunnen ontstaan.
20. Het op of in de directe omgeving van een standplaats laten liggen van raten, ramen, was, honing of andere zaken waardoor de kans op roverij en het verspreiden van ziekten toeneemt is niet toegestaan.
21. a. Eenieder wordt geacht zich te houden aan hetgeen in dit reglement, de statuten en andere overeenkomsten welke de subvereniging is aangegaan staat vermeld.
b. Indien het ernstige vermoeden bestaat dat Bijenvolken door de eigenaar worden verwaarloosd of niet of onvoldoende worden gecontroleerd of behandeld tegen ziekten, is het bestuur op grond van art. 22 a bevoegd te besluiten om die volken te controleren en maatregelen te treffen.
c. Het bestuur kan de houd(st)er van een standplaats het gebruik hiervan ontzeggen als in strijd met hetgeen onder sub a is vermeld, wordt gehandeld. Deze ontzegging kan slechts schriftelijk worden gedaan. De ontzeggingstermijn welke in acht genomen wordt, bedraagt 3 maanden, tenzij het bestuur anders besluit.
d. Bij de in sub b genoemde ontzegging kan de houd(st)er nimmer rechten doen gelden op een vervangende standplaats en/of schadevergoeding van welke aard dan ook.
22. a. In alle zaken welke niet door de in dit art. 21 genoemde overeenkomsten zijn vastgelegd beslist het bestuur.
b. Leden welke zich niet aan de in art. 21 genoemde overeenkomsten houden, worden hiervan door het bestuur op de hoogte gesteld. Bij herhaalde overtreding(en) kan het bestuur het lid de standplaats ontzeggen, met in achtneming van hetgeen in art. 21 is vermeld.
Bij de uitvoering van dit reglement wordt de volgende procedure gevolgd:
Als een toezichthouder/beheerder constateert dat een lid zich niet houdt aan het HH-reglement dan wordt dat aan de voorzitter gemeld.
Vervolgens wordt door de voorzitter telefonisch contact opgenomen met betreffende imker.
Als dat nodig mocht zijn, gebeurt dat 14 dagen later nog eens.
Als ook dan door de betreffende imker nog geen maatregelen zijn genomen, volgt een schriftelijke aanschrijving.
Indien de termijn die in die brief genoemd is, verstreken is, en er is nog niets gebeurd, treft het bestuur passende maatregelen.
Aldus door de Algemene Ledenvergadering (ALV) na wijziging vastgesteld, tijdens de ALV op 24 maart 2005.